Persoonlijke herinneringen aan toen. 4 Oktober 1992. Die vreselijke dag.
Deel 1 - Langs de zijlijn van een ramp: Arno
Laat ik hem Arno noemen, zijn werkelijke naam ben ik na al die jaren vergeten. Die doet er ook niet toe. Hij was toch niet thuis. En dat was maar goed ook.
Waarom Arno niet thuis was, op 4 oktober 1992, weet ik ook niet meer, hij was vaker niet thuis, dat heb je met mensen, he. Zijn huisgenoten, Martijn en Peter zagen hem ook niet zo veel.
Martijn, Peter en Arno waren studenten, jongeren. Gewone studenten met maar een ding dat niet zo gewoon was: ze woonden niet meer bij de ouders, maar niet in het centrum van Amsterdam, of op Uilenstede (de populaire wijk met studentenwoningen in Amstelveen). Nee, zij woonden in de Bijlmermeer, om preciezer te zijn in de flat Groeneveen. In deze wijk wonen namelijk naast mensen uit allerlei verre en nog verdere buitenlanden, ook veel studenten. Nederlandse studenten.
Een deel van dit flatgebouw was ingericht als studentenhuisvesting: woningbouwvereniging Nieuw-Amsterdam had dat zo geregeld. Het wonen was er goedkoop. Het waren ondanks de lage huur grote drie-kamer woningen: drie studenten hadden er ieder een eigen kamer, en een gezamenlijke keuken en woonkamer. En een badkamer natuurlijk.
Maar dit is vandaag nog het verhaal van Arno. Arno was niet thuis, op deze zondag avond. Waarom? Nogmaals, ik weet het niet. En het doet er ook niet toe. Er gold die avond maar EEN wet: als je niet thuis was, was het goed... Je was hooguit bijna al je bezittingen kwijt, dat dan weer wel.
Om 18.35 uur, was Arno in een klap al zijn spullen kwijt. En ook zijn kamer. Die lag in een mum van tijd in gruzels, 10 verdiepingen lager. Er was een vliegtuig bovenop gevallen. Een groot vliegtuig met een aansprekende naam, die naam klinkt ook groot, staat er zelfs synoniem voor: een Boeing 747. Van de Israelische luchtvaartmaatschappij El Al.
Deel 2: Langs de zijlijn van een ramp: Peter
Peter woonde in de kamer voorin het appartement. Als je binnenkwam, meteen rechts. Hij had zijn kamer ingericht als muziekstudio, zo zag ik in die ene flits van een seconde toen ik er ooit voorbijliep en voor deze ene keer de deur op een kier stond. Meer had hij niet toegelaten om prijs te geven van zijn kamer. Ik zal ook nooit meer te weten komen, de kamer is er niet meer. Die is hetzelfde overkomen als die van zijn huisgenoot Arno.
Peter was student en had een weekendbaan. Hij was normaal gesproken klaar om een uur of vijf, maar is dit keer, op deze dag, 4 ktober 1992, voor het eerst bij deze werkgever, een uurtje langer gebleven. Waarom weet ik eigenlijk niet, dat doet er eerlijk gezegd ook niet zo veel toe. Dàt hij dat deed, een uurtje langer werken, dat was waar het om draaide, dat telde op die dag.
Hij reisde, zoals vele studenten op de langere afstand in Amsterdam, met de metro. Een goeie manier van vervoer. Om een uur of zes, einde dag de middag, ging hij op huis aan, hij had honger. De metro kwam netjes op tijd en vervoerde hem in alle relatieve rust naar huis. De metro naar Gaasperplas is nooit volkomen stil. Ter hoogte van station Diemen-Zuid hoorde hij iets vreemds, een luide, zware, langgerekte knal, het kwam hem over als een explosie. Zou het een explosie zijn? Hij maakte het er wel van, in zijn hoofd. Deze aanname transformeerde hij gelijk tot een feit. In zijn hoofd was het al waar, los van of het buiten zijn hoofd óók waar was. Het klonk niet als heel ver weg van hem, onwillekeurig ging er toch een schok door hem heen toen hij dacht aan zijn huis. Dat is op zich heel menselijk: iedereen denkt op zo''n moment aan zijn huis, maar vrijwel nooit blijkt dat terecht. Hij werd er wat onrustig van maar kon weinig anders dan verder reizen, hij was bijna thuis.
Laat ik het geluk noemen dat hij eindelijk dan toch eens overgewerkt had, het heeft in dit geval het belangrijke verschil gemaakt tussen leven en dood. Zijn angst bleek bij hoge uitzondering nu eens wel terecht geweest te zijn. Kon hij weten dat door die beslissing, die ene simpele beslissing, hij net dat ene nuttige uurtje later op die ene plek aangekomen zou zijn? Hoe hij zich toen gevoeld moeten hebben, toen hij dichter in de buurt van zijn huis dacht te komen, en zich begon te realiseren dat zijn huis nog nooit zo ver weg is geweest: ik heb geen idee. Ik heb hem nooit meer gesproken nadien.
Waaraan zou hij gedacht hebben? Aan zijn spullen in zijn kamer? Aan zijn huisgenoten? Aan de medebewoners in de flat in het algemeen? Aan de mensen die ongetwijfeld in het vliegtuig gezeten moeten hebben? Vast niet aan al die dingen die velen na de ramp nog zo lang hebben bezig gehouden: de lading van het toestel. Mannen in witte pakken. Rapporten over geheimzinnige ziekten. Nee, daar zal hij vast niet aan gedacht hebben.
Deel 3: Langs de zijlijn van een ramp: Martijn
De derde inwoner van het appartement in de flat Groeneveen, was Martijn. Hij was een vriend van me, we kenden elkaar via onze studie: we studeerden beiden geologie, aan de VU, we waren jaargenoten. Martijn had de kamer rechts achterin het appartement, met balkon dus, uitkijkend in ongeveer noordwestelijke richting.
Martijn was een beetje een buitenbeentje. Figuurlijk (Niet echt een populaire jongen in de het midden van de groep) maar ook letterlijk. Hij was (en is nog steeds) een fanatiek rugzakloper, hij gaat graag met de tent in de rugzak de natuur in om een lekker eind te sjokken. En dan maar zien waar ‘ie kampeert. Het weekend van de 4de oktober 1992 was hij ook aan het wandelen. Ik weet niet meer waar, maar net als bij Arno en Peter doet dat er niet toe. Hij was al relatief vroeg “klaar” maar dacht dat het toch wel geslaagd zou zijn om de zondagavond bij zijn vriendin door te brengen in Enschede. Dat bleek een goed idee te zijn. Een gouden idee. Langleve de laagdrempeligheid door de OV-studentenkaart.
Wat moet het een raar idee zijn, om op het journaal te zien hoe er op zijn zachtst gezegd iets mis is met je huis. Er ligt een Boeing bovenop. Tja, lekker slapen doe je daar niet van. Hij kon opnieuw beginnen (toekomst), moest natuurlijk wel een hoop verwerken (verleden), opgedrongen met het idee dat ‘ie maar gelukkig moest zijn met het feit dat hij nog leefde, en met de verzachtende omstandigheid dat een van zijn ogenschijnlijk kostbaarste bezitten, zijn kampeeruitrusting die hij dat weekend meehad, in elk geval niet verloren was gegaan. Toen hij zijn kleren in de wasmachine stopte, wel nodig na zo een weekend stappen, kon hij even niets anders aan… Hij kreeg door deze ramp, als bewoner van een getroffen deel, een nieuwe kamer aangeboden door de woningbouwvereniging (Nieuw-Amsterdam), die hij uiteindelijk accepteerde. Het heden. Verleden, heden en toekomst lagen mijlenver uit elkaar. Een spagaat is letterlijk “je twee benen in een hoek van 180 graden naar voren en naar achteren strekken”, een term waarmee ook een schijnbaar onmogelijke toestand wordt aangeduid van het verenigen van twee elkaar uitsluitende zaken. Hij moest echter geen twee, maar drie zaken verenigen in zijn leven. Heden, verleden en toekomst. Het ontbreekt een mens aan een derde been om een “trigaat” te maken, drie benen hebben we niet, en welke hoek zouden die dan moeten maken als we dat wel hadden?
Deel 4: Langs de zijlijn van een ramp: De Drie
Als student kom je toch op een leeftijd dat je los komt van je ouders. En de drang om op jezelf te gaan wonen, of in ieder geval niet bij je ouders te blijven, groeit sterker naarmate je ook nog eens verder van het ouderlijk huis gaat studeren. Martijn (uit deel 3), Alex en Elbert waren niet alleen studiegenoten en vrienden van elkaar, ze hadden ook de bedoeling om gedrieën een huis of appartement te huren. Dat zou het makkelijkst gaan voor een redelijke prijs, in de Bijlmer, maar of dat nou de ideale wijk was om te wonen? Martijn dacht van wel.
De Bijlmer? Alex en Elbert waren er nog nooit geweest, en ze besloten er dus heen te gaan om te zien of ze er wel wilden wonen. Het viel op dat de Bijlmer heel erg last had van twee gezichten: een heel rustige, ruim opgezette, een groene zelfs, en een angstaanjagender zwarte. Alex viel vooral voor dat groene gezicht: ook hij was een natuurmens, en was toch zelden in een wijk geweest waar zoveel groen te vinden was, heel bijzonder. Het was bijna een park met wat verspreide flats. Ook de relaxte sfeer sprak direct aan, de mensen waren er eigenlijk heel gemoedelijk. Dat was niet bepaald het beeld dat hij had van deze wijk.
Het andere gezicht bleek een stuk beter bekend bij de meeste mensen om hem heen. Adviezen waren duidelijk: in die wijk moet je niet gaan wonen! Zo zeiden mensen die zelf nog nooit ene voet in de bewuste wijk hadden gezet. Een beetje hetzelfde beeld op de werkelijkheid als de koppen van de Telegraaf. Een duidelijk signaal om deze adviezen dus ter zijde te kunnen leggen. Zijn eigen beeld was helemaal niet zo zwart, maar vooral groen. De meeste mensen kozen wel blindelings voor een kamer in het centrum, alsof de criminaliteit daar zo laag was….
De tweede keer dat ze er kwamen, ergens eind 1991, hebben ze zich gelijk ingeschreven bij woningbouwvereniging Nieuw-Amsterdam, schuin achter de Amsterdamse Poort, naast station Bijlmer. “Je lijkt wel verliefd op de Bijlmer, je bent blind voor de realiteit”, het werd Alex echt zo verweten.
Ze hadden zich met zijn drieën ingeschreven. Al gauw kregen ze echter door dat losse studentenkamers in één woning niet vaak met zijn drieen tegelijk vrij kwamen, en dus gooiden ze het maar over een andere boeg: Elbert en Alex woonden nog bij de ouders thuis en konden het echt nog wel even uithouden, Martijn wilde al sneller op zichzelf. En dus splitsten zij de inschrijving maar snel, Elbert en Alex bleven wel samen ingeschreven, Martijn kon in zijn eentje wel heel snel al een kamer krijgen. En dat lukte dus ook, zo kwam hij bij Arno (deel 1) en Peter (deel 2) terecht; Elbert en Alex moesten daar nog flink op wachten. Hoe lang dat nog ging duren? Geen idee. De enkele bezoeken aan het appartement van Martijn waren in elk geval wel uitnodigend: het was er mooi wonen, met een prachtig uitzicht. Toch woonden ze maar liever op de tweede of derde of zo. Dan hoefde je niet met de lift, die erger stinkt dan een niet-schoongemaakt urinoir. Opvallend was wel dat die lift het toch vaak wel deed. En agh, alles went. Als je verliefd bent.
Deel 5: Langs de zijlijn van een ramp: Marja
In het vroege voorjaar van 1992 ging de telefoon bij Marja Molenaar, de moeder van Alex. “Goedemiddag, U spreekt met woningbouwvereniging Nieuw-Amsterdam, is Alex thuis? We hebben een kamer voor hem in de aanbieding.”. Vreemd dat dat per telefoon werd aangeboden!? Onhandig ook, want Alex was niet thuis. Dat zei Marja aan de telefoon dan ook. Dat had ze alleen niet moeten zeggen. Heel lang duurde het telefoongesprek na die opmerking niet meer, de woning ging naar iemand anders, klaar. Zo waren nou eenmaal de regels.
Verbouwereerd staarde Marja naar de telefoon. Naar iemand anders? Alleen omdat haar zoon nu net even in het buitenland zat voor veldwerk ivm zijn studie? Dat was toch niet zo vreemd voor een student, ook al staat ''ie ingeschreven voor een studentenkamer.... Had ''ie dan die maanden dat ''ie stond ingeschreven bij deze woningbouwvereniging maar thuis naast de telefoon moeten gaan zitten en een wake houden? Een wake, met kaarsjes en gebeden?
Alex was op dat moment een maand in Spanje, veldwerk aan het doen, voor zijn studie. Er werd bij thuiskomst met verbazing over nagepraat. Niemand die iets van het telefoontje snapte. Maar goed, het was toch niet de meest gunstige tijd, met al die tentamens en veldwerken tijdens het einde van het eerste studiejaar, het voorval werd maar snel vergeten. Het had tenslotte ook weer een maand of twee, minstens, onnodige huur gekost. En, agh, zo slecht had Alex het niet, thuis bij zijn moeder. Vond Marja. En zo vond eigenlijk ook Alex.
Deel 6 - Langs de zijlijn van een ramp: Hoe pijnlijk vakantie kan zijn
Woensdag 23 september 1992 ging de telefoon weer bij Marja, en voor de tweede keer werd er een kamer aangeboden aan Alex. Per vrijdag 2 oktober, om precies te zijn. Dat was al gauw! Het ging om een kamer in appartement Groeneveen 440. Marja had wel lering getrokken uit die vorige aanbieding, en was gelijk gespitst. Deze kans mocht niet mislukken. “Ik weet dat als ik zeg dat hij niet thuis is, het risico bestaat dat de woning aan zijn neus voorbijgaat (“dat is juist,” hoorde ze....), zou U aub een schriftelijke bevestiging willen sturen dat er een woning is voor hem?” Het was te proberen, er moest toch een manier zijn om onder het juk van de marionet uit te komen? “Dat is goed, zullen we doen,” was het antwoord. Dit klonk hoopvol. En dat was het ook.
Het weekend er op volgend, 26 september, ging Marja op vakantie naar Slowakije, in haar eentje, rondtrekken. Ze verheugde zich er op dat als ze terug zou komen, haar zoon een appartement zou hebben in Amsterdam! Dat was toch wel een aparte stap in haar leven als moeder: ze had maar één zoon, en die zou met deze stap dan toch echt gaan uitvliegen, de wijde wereld in. De band tussen moeder en zoon zou uitdunnen tot een minuscuul lijntje. Voor beiden betekende dit een grote stap. Voor allebei zou een nieuwe fase in het leven aanbreken. Deze vakantie was plots gegroeid tot een monumentaal moment. En terecht.
Op 29 september lag de bewuste brief in de bus, met de aanbieding voor Alex van een kamer op Groeneveen 440, bezichtiging zou zijn op vrijdag 9 oktober 1992. Hij had om 10.00uur een afspraak bij de huismeester. De ingangsdatum voor zijn kamer was, kennelijk door het schrijven van de aanbiedingsbrief, een week verlaat. En de bezichtiging en sleutelafhaal waren ook nog eens een week uit elkaar gehaald. Jammer, zo op het eerste gezicht. Prima zet, achteraf. Marja, zijn moeder wist echter niets van dit uitstel af. Zij zat tenslotte in Slowakije. Mobiele telefonie bestond nog niet. En wie op de bonnefooi rondreist, kan moeilijk gebeld worden. Ze reisde rond met de afspraak "geen bericht is goed bericht". Dus bellen zou ze niet, zolang alles goedging. Joh, het was maar twee weekjes.
Ze had geen fijne vakantie. Ze hoorde gelijk van de lokale bevolking wat er was gebeurd op die zondagavond, in haar land, haar land was opeens wereldnieuws. Ze kon zich nergens vertonen met haar Nederlandse nummerbord, of mensen begonnen er over. En zij wist niet beter dan dat haar zoon de vrijdag er vóór de sleutel had gekregen van een appartement waar zojuist een vliegtuig op gevallen was. Ongetwijfeld zat hij, die zondagavond dat het gebeurd was, op de zijkant van een kratje Grolschbeugels, klaar voor Studio Sport. Hij zou die hele dag muren en plafond hebben staan witten. Ze moest dit beeld, dat uiteraard steeds waarschijnlijker werd, ontkracht zien te krijgen. Dus dagen achtereen probeerde ze hem te bellen. Ze kon hem echter alsmaar niet te pakken krijgen. Hij had er nog geen telefoon en op haar eigen adres nam hij niet op. Wist zij veel dat hij gewoon college volgde en lekker ’s avonds nog bij vrienden bleef plakken? Zij kreeg echter steeds meer angst en zenuwen. Angst voedde een virtuele waarheid, die steeds erger werd. Steeds grotesker was de ramp. In haar hoofd had haar zoon het niet overleefd. Toch was er iets dat haar weerhield meteen terug te keren.
Het bleek een groot nadeel dat de directe familie uiterst klein was: behalve Alex was er alleen nog zijn oma, ofwel de moeder van Marja. Ze kon bellen wat ze wilde, ook die nam niet aan, waarom kan ik me niet meer herinneren. Was ze was een paar dagen weg? In elk geval was er niemand die haar gerust kon stellen over haar zoon. Je hoort wel vaker van mensen die in onzekerheid zitten over de mogelijke dood van een naaste, en dat die onzekerheid erger is dan slecht nieuws. Voor Marja was dit in elk geval een zwarte bladzijde in haar leven, die ze nooit meer zal vergeten. Het gevoel dat door haar heen schokte toen er opeens wel aan de telefoon klonk “Hallo, met Alex” laat zich moeilijk met woorden beschrijven en is eigenlijk nog het best vergelijkbaar met iets heel pijnlijks, hoe zeer het ook uiterst goed nieuws betekende.
Deel 7 - Langs de zijlijn van een ramp: Arjan
Alex had voor zondag 4 oktober 1992, zijn moeder was tenslotte niet thuis, zijn goede vriend Arjan uitgenodigd om eens lekker een avondje traditioneel te genieten van wat lekkere wijn, eten en een goed gesprek. Ze hielden allebei wel van het goede leven.
Al sinds hun vroege jeugd waren Arjan en hij dikke vrienden. Beiden waren eerstejaars studenten, ze studeerden allebei geologie, Arjan in Utrecht, Alex in Amsterdam. Het was een bijzondere dag. Het zou tenslotte de laatste keer zijn dat ze, bij moeders thuis, samen een avondje genoten van het goede leven.... Het volgende weekend... zou Alex in Amsterdam wonen! Een gek idee. Nu zaten ze lekker aan de wijn, kaas en worst. Vooral de boeren brie viel goed in de smaak: dat was even andere koek dan "gewone brie". Wel zacht en romig maar zeer sterk van smaak. Alex had het maar op een schoteltje gelegd, het kon wel eens een beetje gaan uitlopen....
Geheel tegen de gewoonte in, ging toch de tv even aan om journaal te kijken. Alex wist niet wat hij zag: een vliegtuig neergestort, in de Bijlmer!? Eerste wat gelijk door hem heenging was natuurlijk: "waar?". De wijk was groot, zou het dicht bij zijn huis zijn? Hij kende in de hele Bijlmer maar één straatnaam, Groeneveen, daar waar hij zelf zou gaan wonen. Er was een paniekerige donkere dame in beeld. "Hij is op Kruitberg gevallen!" riep ze. Kruitberg, klonk als "Begint met een K, wat nooit dichtbij G kon zijn". Een geruststellend gevoel. De ramp was al iets verder weg. Een fijn gevoel. Hoe verder weg, hoe beter. De Bijlmer is groot, ookal was die door deze klap wel ietsje kleiner geworden.
En hij zat nu lekker aan de kaas en wijn, maar die lieten ze maar even. Na een tijdje verdoofd naar deze onwezelijke beelden gekeken te hebben, het hebben moeten aanhoren van het steeds groter worden van de vreselijke vermoedens over illegale café’s in de onder-galerij van de flat wat zou betekenen dat er misschien wel 225 doden te betreuren zouden zijn, het zien van een grote, oranjegele gloed van brandend puin, alsof er een lavastroom opeens door ons kikkerlandje had gestroomd, vond hij het zo onwerkelijk dat hij even iets anders moest aanhoren. "Kaasje?"
De brie bleek het hele schoteltje ingenomen te hebben, helemaal uitgelopen. Alleen de witte korst dreef nog in deze massa, er moest een lepel aan te pas komen om de kaas nog te eten. Het zag er niet uit, dit was geen kaas meer te noemen. Smaken deed ''ie echter nog als de beste.